Plaatsen > Dobšinská
De vijfde Slowaakse locatie die in 2000 in de UNESCO-Lijst van mondiale cultuur- en natuurschatten werd opgenomen is de ijsgrot van Dobšinská (Dobšinská ľadová jaskyňa), die in de buurt van de stad Dobšinská ligt, district Roňava, provincie Košice, op ongeveer 50 kilometer ten zuiden van Poprad en zo’n 110 km ten westen van Košice. Dit is een natuurmonument in het Nationaal Park Stratená (in het dal van de rivier Hnilec), dat grenst aan het Nationaal Park Slovenský raj.
Ontdekking van de grot
Door de ijsvorming behoort deze tot de belangrijkste ijsgrotten ter wereld en kenners benadrukken ook het belang van haar ligging buiten het Alpengebied. De opening naar het ondergrondse deel is al sinds mensenheugenis bekend, maar als eerste heeft mijningenieur Eugen Ruffiny met zijn medewerkers deze grot betreden. Dat was in juli 1870 en al een jaar later werd de grot voor het publiek opengesteld. Het was de eerste grot in Europa, waar in 1887 elektrische verlichting werd geïnstalleerd. De grot heeft een totale lengte van 1232 meter, maar voor het publiek is maar 457 meter toegankelijk. De grotingang bevindt zich aan de noordkant van de berg Duča op 969,5 meter, ongeveer 130 meter boven de loop van de rivier Hnilec. De onderaardse ruimte bestaat uit een met ijs bedekte entreehal, die 180 meter breed is en die onder een hoek van 30-40 graden naar beneden loopt tot een diepte van 70 meter. Aan de buitenste randen van de grot bevindt zich geen ijs. De totale rondleidingsroute van ingang tot uitgang is 515 meter lang en duurt met een groep 40 minuten. Voor het publiek is de grot alleen van 15 mei tot 30 september toegankelijk en jaarlijks komen er ca. 80.000 bezoekers, waardoor ze behoort tot de drie meest bezochte Slowaakse grotten.
Prehistorie
Dit onderaardse ijsjuweel ontstond uit lichtgrijs kalkgesteente van het Midden-Trias door erosief-corrosieve werking van de onderaardse rivier Hnilec op twe niveaus, waarvoor ovaalvormige gangen een bewijs zijn. Het grotijs begon dankzij een atmosferische neerslag tijdens het Neogeentijdperk te accumuleren. Dit gebeurde nadat een 50-meter dikke kalklaag tussen deze twee niveaus is ingestort en de entreehal is ontstaan en nadat het plafond is ingestort op de plaats waar zich de huidige ingang bevindt. De ijsmassa is gevormd door sijpelend water, dat bevroor en daaruit ontstonden ijsstalagtieten, -stalagmieten, ijswatervallen en eengrote oppervlakte met vloerijs.
IJs
De rijke versiering wordt voornamelijk door het stromen van lucht gevormd. De grotruimten lopen vanaf de ingang naar beneden en zijn naar het noorden gericht. Deze twee factoren maken in de winter daling van koude lucht en onderkoeling van ruimten mogelijk. In de zomer daarentegen kan de warmere lucht met een kleiner soortelijk gewicht niet tot de grotruimten doordringen, waardoor de gemiddelde temperatuur in de grot het hele jaar door onder het vriespunt blijft. Juist langdurige en regelmatige herhaling van deze cyclus heeft geleidelijke ijsvorming in de onderaardse ruimten tot gevolg gehad. Het ijs is zichtbaar gelaagd, de afzonderlijke laagjes zijn 3-5 mm dik en de ijsmassa heeft enkele afzonderlijke ruimten gevormd die de volgende namen dragen: Malá sieň (Kleine Zaal), Zrútený dóm (Ingestorte Dom), Ruffinyho koridor (Ruffiny’s Corridor), Prízemie s ľadopádom (Parterre met IJswaterval) en de Veľká sieň (Grote Zaal). Deze laatste is 72 meter lang, to 42 meter breed en 7-9 meter hoog. Het totale ijsvolume is 145.000 m³ en heeft een oppervlakte van 11.200 m² en het vloerijs is op sommige plaatsen zelfs 25 meter dik.
Vleermuizen
In de grot hebben biologen 12 soorten vleermuizen waargenomen, waarbij de IJsgrot van Dobšinská een van de belangrijkste Slowaakse overwinteringsplaatsen is voor de besnorde vleermuis (Myotis mystacinus) en de Brandt-vleermuis (Myotis brandti).